Een spelaanbod is het begin van een toneelimprovisatie. Eén speler benadert een andere speler met een zin, woord, beweging of gebaar. De andere speler reageert daar direct op. Zo wordt het spelaanbod uitgebouwd tot een leuke en onderhoudende scene. Die hoeft absoluut niet lang te zijn – soms zijn korte scenes (van een halve minuut, of twee zinnen) de boeiendste. De onderstaande oefeningen helpen de spelers om snel een spelaanbod te doen, te ontvangen, en uit te bouwen tot een mooi stukje toneel.
Cadeautjes geven
Spelers gaan in een kring of in een rij staan. Ze geven elkaar telkens een onzichtbaar voorwerp cadeau. Dit voorwerp (mag ook een levend wezen zijn) moet interessant zijn om uit te beelden.
Eén speler begint dan met zijn rechterbuurman zijn cadeau te geven, inclusief een gelukswens en/of reden voor het cadeau. Met zijn handen, gebaren, intonatie etc geeft hij aan om wat voor voorwerp het gaat. Is het groot of klein? Stevig of zacht? Licht of zwaar? Breekbaar of solide? Misschien beweegt het voorwerp of is het gevaarlijk.
De ontvanger probeert direct te raden of te verzinnen om welk voorwerp het gaat. Hij accepteert het met passende gebaren en bedankjes. De spelers kunnen nog een kleine dialoog houden over het object of de reden voor het cadeau. Uiteindelijk zet de ontvanger het voorwerp op de grond, en geeft dan zijn eigen rechterbuurman een nieuw cadeautje.
Snelle rondjes van cadeautjes geven zijn uitdagend, maar helpen spelers om snel nieuwe voorwerpen te verzinnen en te ontvangen.
Aanbellen
Spelers staan in een kring of in een rij. Elke speler belt bij zijn buurman aan met een spelaanbod. Die doet open, en een korte scene tussen de twee ontvouwt zich.
De spelers krijgen desgewenst even tijd om een interessante opening in gedachten te nemen. Eén spel begint met aan te bellen bij de fictieve deur tussen hem en de speler rechts van hem. De andere speler doet open, en de aanbellende speler plaatst zijn spelaanbod. Inclusief passende emoties, gebaren, haastigheid en eventueel denkbeeldige voorwerpen. Er kan werkelijk van alles aan de hand zijn: de persoon die aanbelt heeft een lekke band, is zijn huisdier kwijt, komt iets ophalen of komt op bezoek op een feestje.
De speler die de “deur” opent moet zo snel en passend mogelijk reageren op het spelaanbod van de persoon die aanbelt. Zo creëren de twee spelers samen een korte, scene met veel dialoog. Er kan op de lach worden gespeeld voor leuk improvisatietheater. Maar de oefening leent zich ook goed voor het oefenen van realistische scenes en het omgaan met subtiele emoties.
Deze oefening helpt vooral de speler die opendoet om zich snel in een denkbeeldige situatie te verplaatsen. Hierdoor zullen ze in langere toneelscènes ook makkelijker kunnen ingaan op een spelaanbod.